zondag 27 december 2009

Rochels en ander viezigheid 2

Op naar de volgende plaats, Malinda. Stipje op de kaart aan het water.
Na uitbundig afscheid genomen te hebben van de vele vrienden die me allemaal tegen betaling op de bus wilde zetten eindelijk een beetje rust in de chaos. Dacht ik. Drie blerende kinderen met twee meisjes, vrouwen, ik weet niet of het de moeders of oppassers waren op de achterbank. De bus stuiterde en hotste over de toch wel saaie weg. Hier en daar wat bomen en vooral aftandse en slecht onderhouden hutjes.
Plotseling (das altijd zo) was het raak. De bus maakt een stuiter en een van de drie kinderen ketste op en neer tussen het plafond en de bank waarbij hij lelijk met z'n knar tegen het stalen frame van de bank aan sloeg. Effe was het stil... toen begon het gekrijs Onmiddelijk begonnen de twee vrouwen in een tweestemmig koor synchroon aan het gekrijs te schelden-niet dat ik het schelden kon verstaan maar mimiek is in deze universeel-de chauffeur moest maar langzamer gaan rijden, begreep ik uit de conversatie van achter naar voor. Dat werd de conducteur allemaal te gortig. Hij maande de vrouwen om meer voorin te gaan zitten. Bus was nog aardig leeg s’morgens zo vroeg. De vrouwen weigerden! Ik zag de verbazing, verbijstering, verwondering over deze weigering op het gezicht van de conducteur. Zonder er nog woorden aan vuil te maken greep hij het jankende kind bij de linkerarm.Maakte een draai naar links waarbij het joch over enkele banken zweefde. Was onmiddelijk stil en werd vervolgens drie banken verder met een zwaai ingeparkeerd. Zo dat was 1. De andere twee volgenden zonder aanwijzigen. De vrouwen daarna. Ik keek dankbaar naar deze daadkrachtige man. Had ik een laptop bij me gehad, had ik onmidelijk een NS sollicitatie formulier uitgedraaid. Dit is wat we nodig hebben in Nederland een beetje orde en tucht in het O.V.
Hier leer je natuurlijk van. Nooit boven of achter de achteras van de bus gaan zitten. De bewegingen zijn daar nogal heftig. Nu de rust was teruggekeerd, kreeg ik wat meer aandacht voor mijn omgeving. De stoelen waren bekleed met een soort vilt aan de achterzijde. Sommige voorgangers hadden daarop hun rochelkunsten beoefend. Aan de gedroogde kleurschakeringen te zien moet er minstens 1 bloedrochelende TBC patient bij hebben gezeten. Een ander heeft wat groengelig’s uit diverse slijmholtes kunnen verwijderen. Iets met de bronchius misschien? Op de vloer lag alleen een beetje huisvuil en wat gedroogd braaksel. Mensen hier hebben nogals eens last van wagenziekte. Komt ook voor in Europa. De armleuningen waren bedekt met nylon vloerbedekking. Dat wrijft lekker met zo’n hortende en stotende bus. Na enige tijd komt er een blaar op je elleboog kort daarop is het vel weg. Dan, is er opeens alle ruimte -om een rijkelijk aantal bacterien toegang te verschaffen tot het lichaam. Up-date van het gele boekje is wel op z’n plaats na terugkeer.
Voor de rest is het alleen maar fun in zo’n bus. Niet betalen of te lang blijven zitten(zwart rijden) is: klappen. Moet je voorstellen eerst het volk dat gereserveerd heeft, vervolgens alles wat cash geld heeft-dan moeten er al enkelen genoegen nemen met een staan plaats voor de eerste 100 km- en als laatste helemaal gratis; de schoolkinderen die dat pokke end naar huis niet willen lopen. Nou deze bussen rijden echt rendabel. Nergens een bordje ‘max aantal pers’. Ieder gat is opgevuld met een kind, doodsangst in de ogen ,vanwege een mogelijke verplettering.
Ook nu komt het goed uit als je een beetje sterke lijflucht hebt. Hou je tenminste ruimte om te ademen. Maar ondanks deze gezelligheid komt het voor dat er iemand uitgezet moet worden. Dan komt er toch ruimte- om klappen uit te delen. Heel bijzonder, zo lenig als deze mensen zijn en de inzet van de conducteurs moet zeker niet onderschat worden. Echt ze zouden het goed doen in het NL se O.V.
Ze zijn geloof ik ook niet zo duur in het onderhoud.


De catering is uitstekend geregeld tijdens zo'n reis. Lekker warm fruit met hier en daar een vliegje. Recycling doet hier inmiddels ook zijn opmars. Voor een prikje een beverage in een hergebruiker
Het is niet ondenkbeeldig dat na het nuttigen hiervan een ander prikje moet worden gehaald.








Rochels en andere viezigheid



Reisverhaal Kenia
Het was weer even wennen. Je komt alleen het vliegveld af met een taxi.
Binnen vijf minuten ruzie met drie taxichauffeurs. Natuurlijk zijn ze allemaal mijn vriend als ze dat zeggen. Maar ik reis met de laagste bieder, in het geval dat ik moet betalen. Onderhandelen doe ik niet, ik vraag gewoon een ander. En deze was goed.
Hij bracht me tot in de bus, wat weer ten koste ging van een hoop vrienden op het busplein, die me ook op de bus wilde zetten. Tegen betaling uiteraard. De taxi chauffeur deed het gratis dus was hij mijn vriend. De rest dreigde de chauffeur dat hij nooit meer op het busplein mocht komen en ik nooit neer in de bus. 1 uur in Kenia en meer vredestichtende handelingen verricht dan drie maanden Sudan. Het is maar wat je als vakantie ziet. De eerste trip duurde maar twee uur.Bloedheet, stampvolle bus en eigenlijk geen idee waar ik terecht zou komen. Uit een 20 jaar oude Lonley planet had ik een kaartje gescheurd van Kenia. Kilifi leek me een plaatsje dat aan de kust lag. Bij het eerste bordje Kilifi uitgestapt en globaal twee uur op zoek geweest naar een betaalbare slaapplaats. Het water raakte op, blaren op m’n voeten er was haast geboden. Bij de eerste de beste aanbieding onder de 15 $ inclusief bier mogelijkheid (veel moslims) was de deal gesloten. Haastige spoed is zelden goed. Ook in deze, bier was prima. Kamer kon allleen bereikt worden door het woongedeelte van de eigenaar.
In het schemer donker zag ik een vrouw een kind de borst geven.Ze keek niet op of om bij binnenkomst. Twee kinderen lagen halfnaakt op de vloer te slapen. In een andere kamer werd door drie krijsende kinderen tv gekeken. De douche had een douche kop, maar geen water dat moest uit een teiltje. De lakens van het bed waren in koud water gewassen en voelden aan als vettige klamme lappen. Een flink aantal gaten in de klamboe voorspelden een stekelige nacht. Voor de rest kon het pandje wel een verfje gebruiken. Het stonk, maar dat deed ik inmiddels zelf ook. Dat moet je ook zou houden als je op deze manier reist. Het geeft je altijd meer zitplaats tijdens het vervoer.
Mensen blijven wat afstandelijker. De volgende morgen gewekt door een ADHD haan.
Khad hem met plezier gewurgd. De klamboe was inderdaad lek. Een een muisgrote geplette kakkerlak lag op de vloer. De eieren lagen weids rondom haar verspreidt. Niks van gemerkt. Moet haar geplet hebben tijdens de gang naar toilet. Tja je doet het licht niet aan voor de muggen en dan gebeuren er zulke ongelukken.

dinsdag 22 december 2009

Nu even serieus 2

You remember the previous 'Nu even serious'?

A different point of vieuw given by Indias interrest in the regio. This is what Sudan has in common with the netherlands: so many people so many opinions. A positive or negative story will depent on who you ask.


INDIA’S INTEREST IN SUDAN

General
1. Geo Political Importance of Sudan. Napoleon said ‘The foreign policy of a country is determined by its geography’. Modern Sudanese history owes much to Napoleon. Area wise, Sudan is the largest nation in Africa. With a population of 33 million it is rich in agricultural, forest and mineral resources. The famed long-stapled Egyptian cotton is originally from the Gazeira district, south of the capital Khartoum. In taking a long-term approach to developing relations with Africa, India needs to look not just at South Africa but also at geo-politically crucial Sudan. The length of Sudan's borders is 7,687 kilometers. The bordering countries are:

CAR - 1165 km Chad - 1360 km DRC - 628 km Egypt - 1273 km Eritrea - 605 km

Ethiopia - 1606 km Kenya - 234 km Libya - 383 km Uganda - 435 km




2. Interestingly, Washington has kept a scrupulously correct distance from any involvement in the insurgency problems of Sudan. This is despite the fact that it views Sudan as a strategically important nation, both as protector of the southern flank of Egypt its primary Arab ally, and as a possible staging ground for any military operations mounted to protect the Middle East's oil fields. However, the same has not been the case with the Chinese. Both India and China are emerging economies. It is against this background that India’s interests are to be viewed in Sudan.

China’s Involvement in Sudan
3. Oil. China’s need for oil reserves for its growing domestic economy has caused its government to pursue investments in many countries of marginal stability and democracy, but its greatest oil success abroad has been in Sudan. China has distinct economic interest in Sudan as it imports seven percent of its crude oil from this country. China is present in Sudan through its National Petroleum Company in both exploration and the development areas along with Petronas of Malaysia. It will be quite relevant to see how China has been playing a proactive role in Sudan's development efforts. During about 45 years of Sudan's post-independence era, China has expanded its political and economic presence irrespective of the nature of the regime in Khartoum — autocratic or democratic.
4. Arms. Barring oil, China sees Africa as a lucrative market for its arm trade and Sudan in particular provides greatest opportunity for its arms market. Sudan’s arm forces have the strongest Chinese colour in this region. Even Ken Bacon of ‘Refugees International’ spotted evidence of Chinese weapons in Darfur conflict. China was not new to Sudan. By the time it invested in GNPOC in December 1996, it was already a familiar arms dealer to many Sudanese governments. The Nimeiri government (1969-85) bought weapons from China. But these purchases rose in the 1990s due to Sudan’s internal war and the promise of improved finances and enhanced international credit derived from its oil potential. Weapons deliveries from China to Sudan since 1995 have included ammunition, tanks, helicopters, and fighter aircrafts.
5. Infrastructure Development. Over a period of time, Chinese presence in the construction and development industry in Sudan and its contribution in the day to day requirements of common citizens of the country has grown significantly. There is a influx of “Made in China” brands across the entire country giving an idea of how quickly, crucially and significantly its role has manifested in the economy of the country.
Indian Perspective
6. Sudan had a high-profile relationship with India in the past. However, not much attention was being given by India to utilize the opportunity for being a partner in developing Sudan as such and in the bargain, enhance its presence in the African region. The decision to invest in Sudan's oil project has been the beginning of a more proactive Indian policy in a strategically crucial region.
7. Oil. The Sudanese Government identified 15 blocks for exploration and production with the aim of rapidly developing its nascent petroleum sector. The largest and most important of these — the UNITY and HEGLIG — are in the Al Muglad basin, some 800 km South West of Khartoum. The Muglad basin measures 1,200 km x 300 km with sediments reaching a depth of 16,000 m. The Melut basin, with an area of 65,000 sq km and a sedimentary thickness of up to 13,700 m, is still grossly under-explored. The third system — Blue Nile basin — has a total area of 66,000 sq.km and a sedimentary cover of up to 9,144 m. The other prospective areas are in the country's North West, bordering Egypt and Libya as well as the Red Sea coast. ONGC Videsh Ltd has thus a tremendous opportunity in this area. Moreover, there are also huge quantities of natural gas, discovered in the coastal areas of the Red Sea region bordering oil-rich Saudi Arabia. India is in talks with Sudan about increasing its energy interests there, the Indian government quoted in early Dec 09 of having invested more than $2.5 bn in the African state's oil over the past six years. The two governments also signed a deal in New Delhi to pave the way for increased oil production and exploration and infrastructure development.
8. Railways. As part of its attempt to help energy firms secure assets in oil-rich Sudan, state-owned Ircon International Ltd is assisting in developing a 180km rail link from Khartoum to Al-Masala-Mian through a soft loan extended by the Union government.
9. Agriculture. In addition to its unexplored oil fields, another greatest natural asset of Sudan is the Nile River (confluence of White Nile that flows from Uganda and Blue Nile that flows from Ethiopia) before entering Egypt. The areas in vicinity have a tremendous potential of being developed as agricultural land. India has both, the technology and the means to assist Sudan in this sector.
10. Infrastructure Development. After two decades of civil war and severe conflict in the country, Sudan presents an ideal opportunity for investments in infrastructure development to include medical and healthcare facilities, communication networks, education system and industrial development.
11. Indian Trade and Exports to Sudan. India is the second largest exporter to Sudan. India is everywhere in Sudan through the ubiquitous Bajaj auto-rickshaws, scooters, Tata buses and trucks, pumps and pharmaceutical products (not to mention Indian films) found in all towns and cities. India and Sudan have signed several agreements and memoranda of understanding. Agreements on economic, technical and scientific cooperation and cultural cooperation were signed in November 1974. Other cooperation agreements include science and technology, avoidance of double taxation, promotion and protection of investments, agriculture, small and medium industries, foreign office consultations etc. Investments in and loans to Sudan are estimated to be upwards of US$ 3 bn. To give a sustained focus to India-Sudan trade relations, the commercial focus is a non-exclusive five-plus-one policy. The five priority sectors in which India can respond to Sudan’s developmental requirements are infrastructure, agriculture, human resource development, information & communications technologies, and small & medium industries. The “plus-one” is commercially viable investment in the energy and manufacturing sectors (oil, electricity, gas, pharmaceuticals, small and medium industry). Major Indian exports to Sudan consist of engineering goods, ready-made garments, textile yarns, drugs/pharmaceuticals, plastics & linoleum products, rice, paper & wood products, tea / coffee, cosmetics & toiletries, rubber products and other primary products; whereas Sudan's primary exports to India encompasses raw cotton, sugar, leather, organic chemicals, raw hide and skin, as well as oil seeds and pulses. India is the third partner of Sudan in oil industry after China and Malaysia. There is a chance of developing natural gas in the Red Sea. Medical tourism is another possibility for India as it gains a good reputation in the field of health care and medical treatment.
12. Human Resource Development. Human resource development is supported by 40-odd universities, training institutes and research centers. India, whose involvement in Sudan goes back to the 1950s when the latter gained Independence, can contribute in a significant manner for the further development of these resources. A large number of Sudanese nationals see India as a most favored destination for higher studies. India has already initiated steps in this direction. Sudan is a major beneficiary of the Indian technical and economic cooperation (ITEC) programme and over 150 Sudanese nationals train in India annually. India trains Sudanese diplomats at the Foreign Service Institute in New Delhi and offers Graduate and Postgraduate scholarships. Over 20 Sudanese nationals are also given scholarships for higher studies in India. Over 30,000 Sudanese have graduated from Indian universities. About 5,000 Sudanese students study in India each year.
13. Indian Diaspora in Sudan. The settled Indian community in Sudan is about 150 years young. The first Indian, believed to be one Luvchand Amarchand Shah, a Gujarati trader who imported goods from India, probably came to Sudan from Aden in the early 1860s. When his business expanded, he brought his relatives from Saurashtra, who in turn invited their own friends and families. The Indian community grew and developed from the small towns in the Eastern parts of the country (Port Sudan and Suwakin). The early Indian pioneers moved into the interior of the country and settled down in Omdurman, Kassala, Gedaraf and Wad Medani. Two famous steel suspension rail bridges in Khartoum and Atbara were imported from India in the first decade of the last century and are still in use. The presence of Indians who have now adopted Sudan as their first home is an advantage for India to further boost her presence in the country.
Indian Interests
14. South Sudan post Referendum. The genesis of conflict between North and South Sudan has been economic discrimination of South Sudan inspite of the fact that it has a large reserve of natural resources. In the post referendum scenario, it is envisaged that majority of Sudanese nationals will opt for a separate South Sudan as an independent country. And therefore it is pertinent for India to engage South Sudan in the developmental activities now. Some headway has already been made in that direction. Indian tractors and three wheelers are increasingly evident in South Sudan. India opened its Consulate General in Juba in October 2007, the first Asian country to do so. Keeping in view the post referendum scenario in South Sudan, there is an increasing scope for engaging it by having military cooperation to include provision of military hardware, training military personnel in India and possibly establishment of military training team for training the nascent army of South Sudan.

15. Critical Interest. Oil exploration and infrastructure development.
16. Vital Interest. Human resource development and military cooperation.
17. Peripheral Interest. Agriculture, communication and trade.
Conclusion
18. Indian interest in Sudan has grown significantly in recent years. This is reflected in India's increased trade and investments in Sudan. Two factors that have generated such interest and encouraged Indian engagement are the signing of the Comprehensive Peace Agreement in January 2005 and the soaring economy. However, delay in the implementation of the peace deal and conflict in Western and Eastern Sudan pose serious challenges to the huge Indian interest. Lack of democracy and good governance has perpetuated the conflict and made peace unsustainable. Prolongation of such a situation is not in India's interest given its economic and energy stakes in Sudan. A prudent and proactive role on the part of India is necessary in order to address Sudan's concerns and challenges and thereby advance its growing interests in Sudan and African region. The post referendum scenario cannot be ignored and India needs to be proactively associated with all inclusive developmental activities in both North and South Sudan.

woensdag 16 december 2009

Nu even serieus

Dit is natuurlijk niet door mij geschreven. Ik zie het wel om heen gebeuren maar heb er geen mening over. Ieder land, ieder volk moet zijn eigen weg vinden naar een eerlijke verdeling en rechtvaardige bestuursvorm. Wij hebben er uiteindelijk 80 jaar overgedaan. Met nadien de nodige onderbrekingen door Fransen en Duitsers.
Hier zal het nog wel even duren voor dat het hier zover is.

Zuid-Sudan

De winst van de vrede valt het volk van Zuid-Soedan. zwaar tegen. De eigen leiders, de buitenlandse donoren, de hulpverleners, iedereen faalt.
Door onze correspondent
KOERT LINDIJER
Elizabeth doet boodschappen op de markt van Juba. „Twee euro voor die paar rotbananen”, jammert ze. „Belachelijk.” De vrouw in het markstalletje haalt haar schouders op: „Aan die absurd hoge prijzen kan ik niets doen. Alles komt uit het buitenland.”
Als Zuid-Soedan bij een referendum in 2011 voor onafhankelijkheid stemt, wordt het één van de allerarmste landen ter wereld. Behalve olie produceert het niets. Er is geen staatsapparaat, de bevolking heeft sinds de aanvang van de oorlog tegen het noorden in 1983 vrijwel geen onderwijs gekend en leeft, zoals een hulpverlener het uitdrukt „nog in de Middeleeuwen”.
Gedemoraliseerde buitenlandse hulpverleners in de hoofdstad Juba tonen lijsten met schokkende statistieken. Rond de 90 procent van de Zuid-Soedanezen is analfabeet, 97 procent heeft geen wc, één op de zeven vrouwen sterft tijdens de bevalling. Een kind van vijftien jaar heeft meer kans dat ze zwanger wordt en tijdens de bevalling sterft, dan dat ze naar school gaat. Er gaan drie keer zoveel kinderen naar school als enkele jaren terug, maar er is slechts één docent voor duizend leerlingen.
Hoe bouw je in die armoede op een zinderende savanne een staat op? Welke rol spelen buitenlandse donoren en een onervaren regering? Vijf jaar na de beëindiging van de oorlog zoekt iedereen naar antwoorden. Maar dat er nog weinig is bereikt, is duidelijk. En de kritiek groeit. „Buitenlandse donoren hebben in vijf jaar vrede hier weinig kunnen veranderen, we hebben gefaald in Zuid-Soedan”, beaamt het hoofd van een VN-organisatie.
Geld is niet de panacee. Donorlanden zegden in 2005 4,5 miljard dollar hulp toe en de autonome Zuid-Soedanese regering ontving de afgelopen vijf jaar ruim zeven miljard dollar aan inkomsten uit olie. Professor Barri Wanji is voorzitter van de Commisie voor Economische en Financiële zaken van het parlement in Juba. „Geldgebrek is het probleem niet. Dat kan het excuus niet zijn. Onze regering heeft gefaald. Ze heeft foute economische prioriteiten gesteld”, stelt hij vast. „Het is beschamend hoe weinig er is gepresteerd.”
De euforie over de vrede is al bijna vervlogen, de bevolking is teleurgesteld over het beperkte vredesdividend. Juba was nooit veel meer dan een verzameling modderwoningen met strodaken omringd door een handjevol gebouwen van cement voor de overheid en Noord-Soedanese handelaren. De nieuwe bestuurders van de voormalige verzetsbeweging, het SPLA, hebben de ministeries opgeknapt en buitenlandse hulpverleners vestigden zich in gekoelde containers. De meeste Noord-Soedanese handelaren pakten hun biezen, hun plaats is ingenomen door een vloed van Kenianen, Oegandezen en Ethiopiërs. Er ontstond een zeepbeleconomie die draait op uitgaven van 130 buitenlandse hulporganisaties. En er heerst een wild soort kapitalisme met buitenlandse investeerders die inferieur werk afleveren.
Oliedollars houden dit alles kunstmatig in leven. De overgrote meerderheid van de Zuid-Soedanezen heeft het nakijken, met voor sommigen een baantje als chauffeur bij een hulporganisatie, een karweitje als zandschepper in een wegenproject of een functie in een ministerie dankzij een familierelatie.
Op het platteland gaat het leven door alsof er sinds de zware oorlogsjaren niets is veranderd. In het dorpje Ibba, een paar honderd kilometer ten zuiden van Juba, ruilen keuterboeren maïs voor zout, gierst voor zeep. De hoge mangobomen leggen een genoeglijke schaduw over de hete aarde. „Tijdens de oogsttijd stikken we door de stank van rottende mango’s,” zegt de boer Paulino, „niemand komt ze kopen”. In de oorlog was Ibba afgesloten, maar nu is er weer een weg door het woud gehakt. Die weg wordt bereden door vrachtwagens uit Oeganda die hun waren naar Juba brengen. Maar in Ibba stoppen ze niet. In Juba drinken de rijken duur mangosap geproduceerd in Oeganda.
Zuid-Soedan is befaamd om zijn herdersvolkeren en majestueuze koeien. Maar in Juba importeert een Keniaan al het vlees, „want er is hier geen slachthuis”. Zoals ook alle vis wordt ingevoerd, hoewel de Nijl er vol mee zit. „We hadden de nadruk moeten leggen op de opbouw van een eigen productieapparaat”, zegt professor Wanji in het parlementsgebouw. „We hadden ons moeten concentreren op de aanleg van infrastructuur, opdat boeren hun gewassen naar de markt kunnen brengen. We hadden experts van buiten moeten aantrekken voor de ontwikkeling van industrie. We hebben ons onvoldoende gericht op sectoren die economische groei stimuleren.”
Tot aan de eens verafgelegen Berg van de Heksen is de savanne bezaaid met nieuwe gebouwtjes. Juba is een boomtown, in de zin dat het een chaos is. De stad oogt nog steeds als een smerig gat, met bruin water uit de kraan, ongezuiverd uit de Nijl. Regenwater voert de bergen afval naar de rivier, een vuilophaaldienst bestaat niet. Aggregaten ronken bij de ministeries, de hotels en de hulporganisaties en bij de paar sjieke huizen. De rest van de stad is na zonsondergang gehuld in duisternis. Maar de stofwolken zijn opgetrokken: Juba telt voor het eerst enkele asfaltwegen. Wild zwaaiende politieagenten regelen het verkeer op de kruispunten waar de dure terreinwagens van ambtenaren en hulpverleners zich verdringen.
Een minister wijst bij de luchthaven naar betonnen pilaren. Onafgemaakte bouwwerken. Ze tonen de invloed van de concurrerende buitenlandse maffia’s en hun plaatselijke handlangers. „De bouw voor een nieuwe vertrekhal ligt al maanden stil. We zijn belazerd, de buitenlandse ondernemer ging er met het geld vandoor,” zegt hij. Een Chinees bedrijf stampte twee jaar geleden binnen zes maanden een plastic paleis uit de grond, een hotel met de geluidsdichtheid van karton. De termieten vreten al de deurposten aan, de badkamers verzakken en zand dringt door de dunne vloer naar boven.
Zuid-Soedan trekt cowboykapitalisten aan. „Ze doen kortetermijninvesteringen die zich snel terugbetalen”, vertelt een econoom. „Alleen de bouw van een Zuid-Afrikaanse bierfabriek levert de Zuid-Soedanese economie iets op.” De wegenbouw ligt in handen van soms dubieuze buitenlandse bedrijven, zoals een Keniaanse onderneming die in Kenia zelf geen contracten meer van de overheid krijgt wegens haar ondermaatse kwaliteit. Buitenlanders kunnen in Zuid-Soedan snel rijk worden. Als ze gewillige ministers bereid vinden mee te werken. „Hoe kan het dat sommige collega’s van mij villa’s in Oeganda bouwen?” vraagt een minister zich af. „In onze dagen in de bush tijdens de guerrillastrijd executeerden we degenen die zich misdroegen. Waarom tolereren we het nu dan wel?”
Professor Wanji haalt een enveloppe met stoffige gierst uit zijn bureaulade. „Een hond zou dit nog niet eten”, briest hij. Het hoopje beschimmelde granen is onderdeel van tonnen voedsel die het ministerie van Financiën eerder dit jaar importeerde ten behoeve van een strategische voedselreserve. Het overgrote deel „raakte zoek”, het andere deel was van slechte kwaliteit. Maar er werd wel door ambtenaren aan leveranciers uitbetaald. De regering verloor door het corruptieschandaal ten minste 200 miljoen dollar. „Ministers zijn betrokken bij dit schandaal”, vertelt hij. „Onze leiders hebben geen schone handen, ze geven het slechte voorbeeld aan lagere ambtenaren.”
Corruptie tastte ook de rudimentaire banksector aan. De regering redde onlangs de Nile Bank, die ten onder dreigde te gaan wegens niet-afgeloste leningen. De leningen waren vooral verstrekt aan regeringsfunctionarissen. Al twee ministers van Financiën moesten opstappen wegens vermeende diefstal, maar geen enkele regeringsfunctionaris werd aangeklaagd.
John Luk is minister van Energie en Mijnbouw. Hij vraagt om begrip. „We hadden geen enkele ervaring toen we uit de bush kwamen”, zegt hij. „Het draait allemaal om het gebrek aan management. Het is een leerproces.” Tot vorig jaar huisde zijn ministerie in een soort schuur. „Er vallen zoveel dingen tegelijk te doen, we komen handen tekort.”
Het verleden wreekt zich op de bestuurders van de voormalige verzetsbeweging. Tijdens de oorlog was het SPLA vrijwel alleen bezig met vechten, gebieden werden op het Noord-Soedanese leger veroverd maar voor de bevolking zorgden de zuidelijke rebellen niet. Daar waren de buitenlandse hulporganisaties voor. Het SPLA richtte nauwelijks bestuursstructuren op, er waren geen scholen en geen burgerorganisaties. Het lot van de bevolking lag in handen van de hulpverleners, die voor miljarden dollars voedselhulp leverden. Het SPLA leerde niet te besturen, het ontbrak de opstandelingen aan een strategie voor economische ontwikkeling. „We zijn verslaafd geraakt aan hulp, we zijn niet meer gewend het zelf te doen”, merkt SPLA-parlementslid Henry Omai Akolawin op.
Ook de donoren treft blaam. Bij de twee grootste organisaties, de VN en de Wereldbank, werkte tot voor kort geen enkele econoom. De donorlanden richtten een Multi Donor Trust Fund op in 2005 voor „de wederopbouw”. „Tot de VN er twee jaar later achter kwamen dat er niets viel her op te bouwen”, vertelt de diplomaat. Want Zuid-Soedan moet vanaf de eerste steen worden opgebouwd. Voor die taak blijkt geen donor of ontwikkelingsorganisatie uitgerust. „Hoe kan je een staat bouwen, dat is de uitdaging”, zegt het hoofd van een VN-organisatie, „en die taak heeft geen supermacht of ontwikkelingsorganisatie waar dan ook ter wereld ooit met succes uitgevoerd”.
De bureaucratie van de donoren werkt verlammend. Een buitenlandse organisatie verstrekte tijdens de oorlog in SPLA-gebieden noodhulp en probeerde na de vrede haar medische faciliteiten aan de overheid over te dragen met geld van de donoren. „Dat lukte niet”, vertelt het hoofd van de organisatie. „Het neemt achttien maanden in beslag om goedkeuring te krijgen van het gemeenschappelijke donorfonds. Donorgeld stroomt ongelooflijk langzaam”. Professor Barri Wanji haalt zijn neus op over de donoren. „Welk donorgeld? Van alle beloofde hulp hebben we nog vrijwel niets gezien.” En een diplomaat beaamt: „Ook wij zijn teleurgesteld over de trage distributie van de donorgelden”.
De Zuid-Soedanese overheid begon zich er vorig jaar ernstig zorgen over te maken dat de winst van de vrede zo mager uitvalt, uit vrees het krediet onder de bevolking te verliezen. Er werd een noodoplossing gevonden. In samenwerking met de donoren werd het Soedanese Heropbouwfonds opgericht, om snel kleine projecten op het platteland te kunnen uitvoeren. Zonder vertraging door de bureaucratie van vooral de Wereldbank, die het gemeenschappelijke donorfonds voor Zuid-Soedan beheert.
Het een wedloop tegen de tijd geworden. Want ook op politiek terrein stapelen de problemen zich op. Volgend jaar moeten er verkiezingen in heel Soedan worden gehouden, gevolgd door het referendum over onafhankelijkheid in 2011. Buurlanden tonen zich ernstig bezorgd over de politieke en economische impasse in Zuid-Soedan. Ze overwegen zeshonderd ambtenaren te sturen om de Zuid-Soedanese ministeries te bemannen.
Tot overmaat van ramp zijn onderlinge conflicten tussen tribale groepen in het zuiden uitgebroken. Conflicten en droogte leidden samen tot honger en honderdduizenden ontheemden, en dat allemaal op een even grote schaal als tijdens de oorlog destijds tegen het noorden, die in januari 2005 met een vredesverdrag afliep. Hulpverleners staan opnieuw in de startblokken voor een grote noodoperatie. Die ingreep zal moeilijk worden, maar stukken gemakkelijker dan een staat en een economie uit de grond stampen

zaterdag 12 december 2009

Dhow zeilen

Dhow zeilen
Voor de wind een melkmeid die niet gijpt.
De giek of wat je het ook noemt werkt voor de fok en het grootzeil. Hangt boven in de mast. Dit alles heeft niets te maken met het feit dat we aan de andere kant van de evenaar zeilen.
Het system is ingenieus vanwege zijn eenvoud als tuigage.De mast is schuin voorwaarst geplaatst en maakt deel uit van een gelijkzijdige driehoek. De tweede zijde van de driehoek wordt gevormd door 2/5 gedeelte van de giek. Het overige,3/5, steekt boven de mast uit en is het alternatief voor de voorste verstaging zoals bij ketch of toren getuigd.

De verhouding is nu als volgt: de lengte van de mast, aanknopingspunt bakstag en giek, is gelijk aan 2/5 van de giek die weer gelijk is aan de afstand tuussen onderzijde giek en onderzijde mast.De korte mast kent in rust dus alleen een bakstag. Mbv de bakstag wordt de voor de mast geplaatse giek speelruimte gegeven om van bakboord naar stuurboordzijde en vice versa gemanouvreerd te kunnen worden. Dit is noodzakelijk om de giek aan de lage kant te kunnen plaatsen. De eenvoud van het tuig systeem wordt een beetje teniet gedaan door het onhandige system om overstag te gaan. De giek moet ieder keer naar de lage kant worden gebracht.

Dat is een hoop gekloot om hem boven de mast langs te krijgen en onder langs een soort van boegspriet. Mij is verteld dat je het alleen moet kunnen. Tot nu zie ik altijd minstens twee personen aan boord. Op het moment dat de giek zich aan de lage kant bevindt wordt er een stag (touwtje) aan de hoge kant gezet. De verstaging aan de lage kant wordt gerealiseerd door 2/5 van het zeil.
Voor de wind wordt giek gekanteld zodat het als een sort van’ra’haaks op de mast staat. De punt van het zeil bevindt zich dan aan de onderkant. Door de schoot te vieren kan je het zeil een andere positie t.o.v de boot geven. Hierdoor kan je voor de wind makkelijk je zeil trimmen t.o.v de koers.
Voor wie het niet begrijpt.. zie foto’s.

dinsdag 8 december 2009

Haul don't pull

You must haul not pull!
When you feel them nibbling you have to let it go first.
If you feel it fighting let it swim.
You are spoiling bait this way.
Wise lessons taught by skipper fisherman Ahmed.
Lamu Northern East coast of Kenya.
Just came across this place in a twenty year old lonely planet. First wanted to go to Somalia. Looking into the actual situation of that place. Pirates- chasing oil tankers at full speed- firing live rounds. One can hardly call that a nice place to dangle his bait.
So Kenya it was. By some luck I found a hotel owner who knew a fisherman instead of a tourist sailor.
During the first day I proved my seaworthiness. His both sons were hanging over the side. Puking there guts out. Green yellow salivary. When that came I offered them water. Not that I felt sorry for them. No way. They just don’t make that much noise if they have something to puke up.It was a fine skipper and father. Did not return to shore out of pity. They just have to get used to the sea, he said.
I fully agreed. Paid for it; so fish! Due to the sea sicknesses of his sons I caught more fish than them. So the skipper asked me, to fish the following night, during full moon.I happily agreed. Three nights we sailed out at three o’clock. Fishing till sunrise when the fish stopped feeding. Well the results…..